In het kader van 70 jaar bevrijding ïnterviewden Johan Altena en Marinus Jansen een 6-tal Enternaren, die de bevrijding nog hebben meegemaakt. De verhalen zijn eerder gepubliceerd in De Wiezer. |
Met oranje –blanje-bleu-vlag naar de eerste Canadezen
Jan Velten
“Op 8 april, zondags voor de bevrijding van Enter, hadden we bij ons in de voorkeuken nog een stel Wehrmachtsoldaten zitten. Dat was een demolitie-ploeg die alle bruggen moest opblazen achter de ruggen van de wegtrekkende Duitse troepen. Maar aan opblazen kwamen ze al nauwelijks meer toe, ze vertrokken pijlsnel met achterlating van een omgevallen ketel met chocola”.
Jan Velten (83) heeft de beelden van die roerige aprildagen, 70 jaar geleden, nog haarscherp. “Er was ook een moment dat een paar heel jonge Duitse Wehrmachtsoldaten zich wel wilden overgeven aan de mensen van de ondergrondse in Enter. Maar daar was de leider van het verzet, Bos, op tegen, omdat hij bang was dat dit later tot problemen zou kunnen leiden want lang niet alle Duitse soldaten waren al weg . En dus ging het niet door”.
“Zondag 8 april achter in de middag werd bekend dat de Canadezen er aan kwamen en al bij de ‘hoge brug’ in de Bornerbroekseweg stonden. Dus ik er naar toe met Bennie Bolscher Ik had nog een oude oranje-blanje-bleu-vlag bij me want je moest toch laten zien hoe blij je was. Toen zagen we dat de brug in de Bornerbroekseweg er uit lag . Aan de overkant stonden twee Canadese pantserwagen met vier Tommy’s . Er werden handen geschud en sigaretten uitgedeeld. Later reden de soldaten naar de Keursbrug in de Ypeloweg om die te inspecteren maar die brug lag er ook af. Wij gingen daar ook naar toe en ik herinner me nog dat we toen in de hoge kanten van de Regge overal granaattrechters zagen zitten van de beschietingen in de voorafgaande dagen “
En, met nog steeds een beetje spijt in zijn stem: “We waren niet de eersten, Philippi had al eerder melk gehaald bij Morsink en daar toen al Canadese soldaten ontmoet…”
‘s Maandags kwamen de eerste (Poolse) soldaten uit de richting Goor in jeeps en vrachtauto’s voorbij die via de Witmoesdijk naar Rijssen gingen. Maar die stuitten onderweg op een brencarrier die door de brug over de Elsgraven was gezakt… Ook kwamen er toen mensen bij ons die naar Rijssen, naar de melkfabriek van Eerdmans, wilden. Maar de brug over de Elsgraven in de Rijssenseweg was er ook af en we moesten door het Enterveen en door de bossen van het Schwarzwald om bij Eerdmans te komen…”
Hij maakte ook van nabij (broer Hendrik was actief in het verzet) mee hoe de Enterse ondergrondse bewapend werd met wapens die al lang verborgen lagen onder de vloer van het hokje waar de kaartjes verkocht werden van het oude zwembad. “Dat gebeurde zondags al en een dag later werden ze belast met de bewaking van gevangen NSB-ers. Die zaten toen opgesloten in het oude station.”
Een tijdje na de aftocht van de Duitse soldaten werden in heel Enter Canadese soldaten ingekwartierd. “Bij ons kwam een officier en dat was best plezierig want we hadden in geen jaren zoveel sigaretten, Gold Flake geloof ik, en chocola gezien…
De stemming was die dagen ook heel uitgelaten. Militair vrachtverkeer daverde door Enter, overal zag je opslagplaatsen van brandstof. Begin mei kwamen er Engelse militairen in het dorp, die later nog voetbalden en touw trokken tegen jongens uit Enter. Die militairen waren toch wel sterker dan die van ons…”