In het kader van 70 jaar bevrijding ïnterviewden Johan Altena en Marinus Jansen een 6-tal Enternaren, die de bevrijding nog hebben meegemaakt. De verhalen zijn eerder gepubliceerd in De Wiezer.
Oranje bevrijdingssjerp ging naar Canadees
Jan Klein Nagelvoort
“Ik stond in Enter, ergens in de buurt van de winkel van Bax, naar de doortocht van de Canadezen te kijken. Mijn moeder had een oranje sjerp vijf jaar lang veilig bewaard en die kreeg ik om mijn nek. Maar ja, toen stopte er zo’n Canadees op een motor pal voor mij en die wilde die sjerp wel graag hebben. Die heb ik hem toen maar gegeven en dus kwam ik zonder sjerp terug. Mijn moeder was er niet erg blij mee…”
Zo herinnert Jan Klein Nagelvoort zich de bevrijding van Enter. Het was het einde van een moeilijke periode voor het gezin. Ook was het een risicovolle tijd. Zo explodeerde er een vermoedelijk in Almelo gelanceerde V-1 op de hoek van de Ganzenweg en de Langevoortsweg , wel heel dichtbij de boerderij van zijn ouders.
“Het moet ergens in februari of maart 1945 zijn geweest. Eerst zagen we de V-1 in grote cirkels ronddraaien, wij werden uit bed gehaald en we stonden buiten te kijken naar dat ding dat steeds lager en lager cirkelde tot hij de grond raakte en explodeerde. Een groot gat in het weiland was alles wat er overbleef. Mijn moeder sloeg door de luchtdruk tegen de grond. En bij ons waren heel veel pannen van het dak van het huis en de schuur”.
Klein Nagelvoort herinnert zich ook dat geallieerde bommenwerpers wel eens brandbommen lieten vallen, waarvan er enkele terecht kwamen in de buurt van wat nu het Rheins is. “In die bommen zat fosfor. Dat was heel brandbaar en daar kon je heel goed een vuurtje mee stoken…” Ook werd er wel eens aan zo’n blindganger geknutseld, herinnert Klein Nagelvoort zich. En achteraf: “Tja, dat was misschien wel heel gevaarlijk…”
Overigens kwam het gevaar niet altijd van Duitse zijde. “Ik ging naar school in Enter en tussen de middag voetbalden we soms in de buurt van het oude station. Bij een luchtgevecht net boven Enter tussen een Engelse en een Duitse jager kreeg een jongen van Van de Riet een kogel in zijn hiel. “
Verder drong niet zoveel nieuws uit het dorp Enter door aan de Schipdamsweg. Het was er relatief rustig, geen inkwartieringen van Duitse militairen, weinig militaire actie. “Wij hebben ook weinig gemerkt van de periode in maart, april 1945 dat Canadezen en Duitsers elkaar beschoten over het kanaal heen.
Het waren wel moeilijke jaren voor het gezin. Vader was melkrijder en bracht veertig jaar lang de melk van de boeren naar de melkfabriek van Eerdmans in Rijssen. “Dat leverde hem anderhalve gulden op voor een hele dag rijden…”
Wel waren er ook onderduikers, vluchtelingen, die veiligheid zochten op het platteland. Een van hen was een meisje uit Deventer dat daar luchtalarm en bombardementen had meegemaakt. Zij vond een veilige plek aan de Schipdamsweg, maar de familie Klein Nagelvoort zag haar op een totaal onverwacht moment hard naar de grond duiken, terwijl er ogenschijnlijk niets aan de hand was. “We stonden er echt van te kijken en toen we haar vroegen wat er was gebeurd, zei ze dat ze een sirene had gehoord en dat toen haar eerste impuls was geweest om dekking te zoeken. Alleen was het geen sirene, maar het geloei van koe die op stal stond en water wilde hebben…”
Jan Klein Nagelvoort heeft nog een kleine oorlogsanecdote tot slot: “Het verhaal gaat dat Pölke (Gerritsen) aan de Bornerbroekseweg stond te kijken naar terugtrekkende Duitse Wehrmacht en dat één van de Duitsers vroeg wat de kortste weg naar Wierden was. Hij moet toen iets hebben gezegd als ‘al mear rechtoet en dan op ’n kop de bekke in…”