In het kader van 70 jaar bevrijding ïnterviewden Johan Altena en Marinus Jansen een 6-tal Enternaren, die de bevrijding nog hebben meegemaakt. De verhalen zijn eerder gepubliceerd in De Wiezer.
Duitser wilde na bevrijding zijn jas terug
Mevr. J. Schuitemaker-Pluimers
“Vlak voordat de Duitse soldaten wegtrokken heeft een van hen nog gezegd dat we een schuilkelder moesten maken. ‘Het kon nog wel gevaarlijk worden’, zei hij tegen ons. Hij heeft er persoonlijk op toegezien dat het degelijk werk werd direct achter het Schöpke naast onze boerderij. Bij ons (het Zweershoes) waren Duitse soldaten ingekwartierd. Die sliepen op de deel. Daar stonden ook de koeien. Een smalle ruimte was vrijgelaten om de koeien te kunnen voeren en erbij te kunnen komen om ze te melken.”
“Bij mijn broer Jans aan de overkant van de Dorpsstraat moest de winkel ontruimd worden om een stel officieren te huisvesten.”
Als mevr. J. Schuitemaker-Pluimers (94) terugdenkt van de tijd van oorlog, bezetting en bevrijding komen er vooral beelden naar voren van Duitse soldaten. Beelden die haarscherp in haar geheugen gegrift staan, want bij de familie Pluimers waren Duitse Wehrmachtsoldaten ingekwartierd.
“Ik moet zeggen dat op die mensen weinig viel aan te merken. Ik herinner me nog dat een van hen geregeld op z’n knieёn voor de box lag waar de baby van mijn broer in lag en dan huilde hij. Hij had in de ‘Heimat’ ook een kind van dezelfde leeftijd. Een andere soldaat toonde op een gegeven moment erg veel belangstelling voor ons kabinet en denk ik voor wat er in lag maar een collegasoldaat stuurde hem weg…. Best wel netjes.”
Heel bijzonder: “Later na de bevrijding zocht een van de ingekwartierde soldaten nog contact met ons. Hij had een mooie lange grijze overjas achtergelaten die wilde hij bij nader inzien toch nog wel graag hebben. Maar Ja dat ging niet door…….”
Heel scherp zijn ook de beelden van de eerste oorlogsdagen: “Ik zie nog zo de vrachtwagens van de Duitsers staan onder de grote lindebomen voor ons huis aan de Dorpsstraat.”
De familie Pluimers kreeg in de oorlog ook te maken met de Jodenvervolgingen: “Ik zat voor de oorlog in de klas bij Annie Samuel (Annie van Semke). Zij heeft de oorlog overleefd en zat ondergedoken in Borne, mede dankzij het feit dat ze blond haar had . Ieske Samuel (Ieske van de Junne) was bijna kind bij ons aan huis.”
Hij zat ondergedoken in Deventer maar heeft zich ondanks waarschuwingen toch aan reizen gewaagd. Hij is opgepakt en in Sobibor vermoord.
“De bevrijding van Enter, ik weet nog dat er toen bij Roetgerink en de Brandput diepe gaten in de weg waren gereden toen er grote konvooien tanks door Enter trokken.”
“Mijn latere zwager Henk Schuitemaker, ik ben in 1946 getrouwd met Johan Schuitemaker (van Mantjes), verzamelde allerlei oorlogstuig. Zo heeft bij ons op het dressoir jaren lang de kop van een grote granaat gestaan die elke vrijdag glimmend gepoetst werd door mij. Tot politieagent Willink een keer bij ons op bezoek kwam en constateerde dat het een scherpe granaat was…… Hij informeerde tussen neus en lippen door of er nog meer opgeruimd moest worden. Ik meen dat er twee kruiwagens met munutie en ander oorlogstuig richting Postcommandant Meutstege van de politie gingen die deze nacht niet geslapen schijnt te hebben.”