De eerste onderduikers waren joden die in juli 1942 te horen kregen dat ze zich moesten melden om naar werkkampen te gaan. In het diepste geheim vonden ze her en der een schuilplaats. Hierover werd nergens gesproken.
Eind april 1943 kwam er bericht van de Opperbevelhebber van de Wehrmacht in Nederland dat alle 300.000 voormalige Nederlandse militairen zich moesten melden in krijgsgevangenschap en ingezet zouden worden voor arbeid in Duitsland. Toen begon het grote onderduiken. Maar ook velen waren door hun werk onmisbaar voor de Duitse oorlogsindustrie in Nederland. Uiteindelijk werden er zo’n 10.000 weggevoerd naar Duitsland. Ook leden van de “Ondergrondse” moesten verborgen worden. Haast iedereen in Enter kon na de Oorlog vertellen over schuilplaatsen in de buurt waarin de onderduikers verborgen werden. De vindingrijkheid kende geen grenzen. Hooibergen, hooimijten en hooizolders scoorden hoog bij het creёren van een schuilplaats.
Mien Va zit in’n törf
Vanaf oktober 1944 vonden de grote razzia’s plaats waarbij mannen werden opgepakt voor de Arbeitseinsatz. Bij ons thuis aan de Achteresweg was in een schuur een grote hoeveelheid turf opgeslagen waaronder een schuilplaats was gemaakt waar mijn vader inkroop bij een razzia.
Toen de Duitsers arriveerden werd er gevraagd “Wo ist der Vater”. Mijn moeder met vier jonge kinderen was zo zenuwachtig dat ze geen woord uit kon brengen. Maar mijn jongste zuster Gerda had de vraag begrepen en zei tegen de Duitse soldaat “mien Va zit in’n törf”. De Duitser verstond het niet en het liep goed af.
Zo’n anekdote stond niet op zichzelf. Ik had een gesprek met Willem ter Stege (Wilm van Stiems) die een soortgelijke ervaring had. Ter stege (Stiems) woonde aan de Dorpsstraat naast de schoenmaker Philippi. In het al oude boerenhuis was boven een paardenstal een ruimte waar de haver als voer voor het paard opgeslagen werd. Wie de bouwconstructie van het huis niet kende viel de ruimte niet op. Dit “Havergat” zoals het genoemd werd diende als schuilplaats voor wel vier of vijf mannen.
Ook hier werd door een buurkind bij de razzia van de Duitsers gezegd tegen de Duitsers dat “de Va in het havergat zat”
Frits de Zwerver
In mei 1941 werd in Enter in de Geref. Kerk de Candidaat J.J. van Wageningen beroepen als predikant. De bevestiging in het ambt vond plaats door ds. Slomp uit Heemse bij Hardenberg waar Van Wageningen als hulppredikant werkzaam was geweest. Ds Slomp trok op de kansel fel van leer tegen de nazi’s. Dit dwong hem in juni 1942 onder te duiken. Onder de schuilnamen “Frits de Zwerver en “Ouderling van Zanten” trok hij van schuilplaats naar schuilplaats waarbij hij ook regelmatig in Enter verbleef. Vanwege zijn relatie met ds. Van Wageningen vond hij bij Frits Morsink (Bakker-Frits) een schuilplaats in de gebouwen van de Coöperatie. Hij werd hoofd van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers.
In Varsseveld werd hij bij een controle opgepakt en belandde in de koepelgevangenis in Arnhem. Hier werd hij door een Twentse knokploeg bevrijd. Met zijn gezin bleef hij uit handen van de Duitsers tot het einde van de oorlog.
Johan Altena
Eerder gepubliceerd in de Wieze 2020 nr 11