De Ica is een stichting die bemiddelt bij de emigratie van Joodse mensen. Baron Maurice Hirsch uit Frankrijk is de oprichter. Deze man, een groot filantroop, koopt vele duizenden hectares land in Argentinië om zijn geloofsgenoten te helpen. Oorspronkelijk bedoeld voor de emigratie van Russische Joden die altijd al door progroms zijn bedreigd. Later kunnen ook Joden uit andere landen zich voor emigratie bij deze stichting inschrijven.
Zo dus ook Fritz Silberschmidt en zijn echtgenote Hilde Spanjar. In juni 1938 is de zaak rond. Op een Zogenaamde “Llamada” mochten 5 mensen emigreren. Samen met de familie de Levi, vader, moeder en een 16 jarige zoon vertrekken ze naar Antwerpen waar ze zich inschepen. Het schip legt in veel havens aan en zodoende duurt het bijna een maand voor ze op 6 juli in Buenos Aires aankomen. Juli is daar midden in de winter en het is erg koud. De plaats van bestemming is Rivera 640 km van Buenos Aires verwijderd. Na enkele dagen in de hoofdstad worden ze op de trein naar Rivera gezet. Als proviand krijgen ze een brood en een lange worst mee. De trein bestaat uit een paar grote wagons met houten banken zonder verwarming en zonder restauratie. De Argentijnen die met hen reizen drinken “mate”. Zij hebben een keteltje bij zich en krijgen warm water bij de machinist. ’s Morgens vroeg komen ze in Rivera aan. Deze plaats behoort nog tot de provincie Buenos Aires maar ligt al op de Pampa.
In Rivera krijgen ze met hun vijven een krediet van 40 pesos gedurende twee maanden om van te leven. Verder hebben ze van een Amerikaans gezelschap (Joint) een krediet van 1400 pesos voor de aankoop van koeien en paarden, meubilair enz. Het land dat ze in pacht krijgen ligt 14 km van Rivera en heeft een oppervlakte van 145 hectare. Ze kopen 5 ijzeren bedden, een kleine kleerkast, een tafel en een klein kastje voor de keuken plus een paar petroleumlampen en een primus. Ze kunnen meerijden op een vrachtauto en als het donker wordt komen ze aan bij het huisje dat bij het land hoort. Het huisje bestaat uit twee kamers en een kleine keuken, geen elektrisch licht, geen water, niets. De naaste buren wonen enige kilometers ver weg en zijn Russiche of Poolse Joden. Het Jiddisch is de taal waarin ze zich enigszins verstaanbaar kunnen maken. Het jaar 1938 is een zeer droog jaar en er zijn vreselijke zandstormen op de Pampa. De eerste oogst is slecht. Mevr. De Levi is na een half jaar overleden. Vader en zoon de Levi vertrekken naar Buenos Aires. De familie Silberschmidt neemt een krediet van 1000 pesos van de regering en ze kopen meer vee. Op 30 januari 1940 wordt hun dochter Rosalie geboren. De berichten uit Enter en Duitsland worden steeds treuriger.
Omdat ze op het platteland wonen mogen ze hun ouders laten overkomen naar Argentinië. Omdat ze de ouders van haar man in Duitsland in groter gevaar achten dan haar ouders in Enter beginnen ze de papieren voor zijn ouders in orde te maken. Alles moet vooruit betaald worden. Eindelijk is het zover dat haar schoonouders uit Borken op een “Sammeltransport” naar Berlijn worden gestuurd. Net op dat moment komt er in Duitsland een wet die Joden onder de 60 jaar verbiedt het land te verlaten. Haar schoonmoeder is bijna 60 jaar en wordt teruggestuurd naar Borken waar ze niets meer bezat. Haar schoonvader wordt gedwongen de emigratie door te zetten. Van haar schoonmoeder hebben ze nooit meer wat gehoord. Na de oorlog horen ze dat ze later op transport is gesteld waarschijnlijk naar een vernietigingskamp. Haar schoonvader arriveert na een avontuurlijke reis per spoor in Portugal en vertrekt vandaar per schip naar Argentinië waar hij enige tijd later behouden aankomt. Uit Enter komen nog slechts gecensureerde brieven. Gedeelten zijn eruit geknipt. In de laatste brief die ze van haar ouders krijgt vertellen deze dat haar vader en broers als wegwerkers de kost verdienen. Hun beroep mogen ze niet meer uitoefenen. Haar moeder schrijft verder dat ze ’s morgens al aardappelen eten omdat er geen brood meer is. Dit is de laatste brief, verdere berichten komen er niet meer.
In maart 1945 wordt hun tweede dochter geboren. Direct na de oorlog krijgen ze via een vriend een voorgedrukte briefkaart toegestuurd . Deze is door het Nederlands Consulaat ter beschikking gesteld. Op deze briefkaart moet men een adres vermelden aan wie men in Nederland wil schrijven. De Nederlandse Ambassade in Buenos Aires zorgt ervoor dat de briefkaart in Nederland aankomt. Omdat ze vreselijke berichten in de krant lezen weet Hilde niet goed aan wie ze moet schrijven. Uiteindelijk schrijft ze de briefkaart aan de familie Roetgering in Enter. Van deze grote familie zal er toch nog wel iemand in leven zijn?
Van mevr. M. Roetgering (Boon’n-Mientje) krijgt ze de eerste brief na de oorlog. Het is een verpletterend bericht. Van de familie Spanjar in Enter heeft niemand de oorlog overleefd. Hilde raakt in een depressie en ze gaat een moeilijke tijd tegemoet. Haar vroegere vriendin Roos Samuel heeft gelukkig de oorlog overleefd. Samen met haar man heeft ze ondergedoken gezeten bij een dominee in Nijkerk. Van Roos hoort ze wat er in de oorlog voorgevallen is. Wat er echter precies met de familie Spanjar gebeurd is blijft onopgehelderd. In 1960 komt de grote dag dat ze een reis naar Europa maken. Met de KLM vliegen ze naar Amsterdam en vandaar naar Düsseldorf. In Duitsland leeft nog een oom van haar, een broer van haar moeder. Hij en zijn vrouw hebben het kamp Theresienstadt overleefd. Het is het enige familielid dat ze nog heeft. Ze bezoeken nog het dorp waar haar man heeft geleefd. Hierna vertrekken ze richting Epe naar haar vriendin Roos Samuel die haar 25-jarighuwelijk viert. Het is een geweldig weerzien en ze ontmoet er bekenden van vroeger. Ze brengen ook een bezoek aan Enter. Maar aangekomen bij haar voormalig ouderlijk huis aan de Zwiksweg raakt ze helemaal overstuur. Ze zíjn maar gauw uit Enter vertrokken.
Later als hun kinderen trouwen en naar Israël vertrekken zijn ze ook geëmigreerd naar Israël. Ze willen niet dat hun gezin weer uit elkaar wordt gerukt. Pas in 1990 in het boekje “Enter 802” leest Hilde over wat er is voorgevallen tijdens de onderduikperiode van haar ouders , broers, zwager en zuster. In een brief bedankt ze iedereen die haar familie geholpen heeft in de oorlog. Intussen is de Golfoorlog uitgebroken. Op 30 december 1990 ontvangen we een brief dat ze erg onder spanning staan. Niet veel later valt de eerste Scudraket van Saddam Hoessein op Tel Aviv. Vanuit het plaatsje Hod Hasharon waar zij wonen is de inslag te zien en te horen. In maart 1991 krijgen we bericht dat niemand van het gezin Silberschmidt iets is overkomen.
Inmiddels zijn ze beiden overleden.