Hartog Spanjar is kind aan huis bij de familie Nijmeijer “De koote” aan de Bornerbroekseweg. Als het in juli 1942 dringend nodig is een schuiladres te zoeken waagt Hartog aan Koot’n-Jan of hij zijn gezin aan een schuilplaats kan helpen. Een heel gezin in huis verbergen kan natuurlijk niet en Nijmeijer houdt voorlopig de boot af. Al spoedig is Hartog terug bij Nijmeijer en nu is de wanhoop duidelijk. Nijmeijer zegt toe een oplossing te zoeken.
Een eind achter het huis van Nijmeijet, aan de Langevoortsweg ligt een bosperceel dat eigendom is van Bolscher een buurman van Nijmeijer. Vanaf de weg is het bos vrij open maar naar achter toe wordt het een ruig terrein met houtwallen en slootjes. Hier wordt een schuilplaats ingericht in een oude keet. Een week zit het gezin Spanjar hier. Bolscher realiseert zich echter dat mochten de onderduikers gevonden worden hij als eigenaar van het terrein ook zwaar zal boeten. Een andere bijkomstigheid is dat het terrein in het najaar en de winter te nat zal worden.
In overleg met Bolscher wordt een andere schuilplaats gezocht. In het gebied dat begrensd wordt door de Bornerbroekseweg, de Entelerweg en de Huttemansweg loopt tussen de landerijen een weggetje dat gemeente-eigendom is. Het eindigt in dicht struikgewas hoge houtwallen en een hoge kamp bouwland. Hier wordt besloten de nieuwe schuilplaats in te richten. Een kippenhok dat Nijmeijer niet nodig heeft voor de bedrijfsvoering wordt afgebroken en hier in het diepste geheim, gedeeltelijk verzonken in de grond, weer opgebouwd. Bij ontdekking kan geen particuliere grondeigenaar aangesproken worden. In het donker wordt er het nodige huisraad uit Enter overgebracht. Een tafel, vloerkleden, stoelen, een divan, bedden een kachel. In eerste instantie vinden hier onderdak: Hartog Spanjar, zijn vrouw Bertha Salmagne, zijn zoons Hans en Sally en zijn dochter Hennie met haar echtgenoot Hartog Sjouwerman. In de weken die volgen komen hier nog bij Marcus Samuël, zijn zoon Ies met zijn echtgenote Lien Rosendaal en zijn schoonmoeder mevr. Rozendaal uit Goor. Als laatste komt Clara een dochter van Aron Samuel. Totaal elf mensen in een hok van 4 bij 7 meter. Voor een schuilplaats zorgen was één maar deze elf mensen moeten ook onderhouden worden. Er komen via de ondergrondse bonkaarten waarop de mensen die meehelpen met de verzorging levensmiddelen etc. kunnen krijgen. Hoe alles precies in zijn werk gaat is niet meer te achterhalen. Iedere familie die meehelpt doet het op zijn eigen manier.
Nijmeijer (De Koote) heeft het als volgt geregeld. Op een vast tijdstip, als het donker was uiteraard, komt èèn van de Joden daar aan huis. Als er bezoek is bij Nijmeijer wordt een tas met allerlei zaken op een afgesproken plaats aan een tuinhek gehangen. Dat is een teken dat ze die avond niet binnen kunnen komen. Hangt de tas er niet dan kan degene die komt de spullen binnen afhalen. Altijd is er de spanning als er onverwacht bezoek zou komen.
Met het verstrijken van de tijd doen zich de problemen voor die ontstaan als een groep mensen in een kleine ruimte langdurig bijeen moeten zijn. Geen privacy en behoefte aan contact met de buitenwereld. Wel wordt de schuilplaats nog uitgebreid met een slaapplaats voor de meisjes. Wat er werkelijk altijd voorvalt zullen we nooit weten.
Op 10 september 1942 verschijnt in het Algemeen Politieblad een publicatie waarin de opsporing, aanhouding en voorgeleiding wordt gelast van de Joden omdat ze zonder toestemming en de daarvoor vereiste vergunning hun woonplaats hebben verlaten. Zo worden Joden aangeduid die zijn ondergedoken.
Steeds meer mensen weten van de schuilplaats van de Joden. Niet alleen de mensen die ze verzorgen maar ook vrienden komen wel op bezoek. ’s Morgens als de omwonende boeren gaan melken vinden ze soms verloren kroppen sla in de wei. De jongens onder de Joden kunnen de verleiding niet weerstaan onder dekking van de duisternis bezoekjes aan Enter te brengen. Johan Nijmeijer (Beumers-Jehan) fungeert als kapper voor de Joden maar de jongens gaan ook wel in Enter naar de kapper. Ook in Rijssen zijn ze wel gesignaleerd. Koken moet alleen ’s nachts gebeuren vanwege de rook. Op een gegeven moment lopen er in de buurt Joden uit Amsterdam rond die vragen waar zitten hier de Joden?
Er ontstaan ook spanningen onder de omwonende boeren die de risico’s steeds groter zien worden en represailles wezen bij ontdekking door de Duitsers, terecht zo Iater zou blijken.
Hoe is het de overige Joodse gezinnen in Enter gegaan bij hun zoektocht naar een onderduikadres?