In de oorlog als de andere Joden opgepakt worden zijn zij nog veilig. Mevrouw Frank die geen Jood is heeft een vrijstellingsbewijs gekregen, gedeeltelijk omdat het een gemengd Joods huwelijk is en omdat Frank agrariër is. Om deze reden wordt ook de grond en de boerderij van Frank niet onder beheer gesteld van de Niederlӓndische Grundsttückverwaltung. Maar als in augustus 1943 de regels met betrekking tot bedrijven van gemengd gehuwden worden aangescherpt moet Frank allerlei paperassen inleveren bij de Joodse Raad in Amsterdam. Om het zekere voor het onzekere te nemen worden dan de grond en de opstallen “op papier” verkocht aan zijn schoonmoeder in Duitsland, Mevr. H. Thüneman-Rathkamp. Bezittingen van een Duitse staatsburger zullen waarschijnlijk wel ongemoeid gelaten worden. Na de oorlog in 1948 komt het weer op naam van Alfred Frank.
Toch wordt op bevel van de Duitsers Alfred Frank op vrijdag 2 juni 1944 door de landwachters Keizer uit Almelo en Brinks uit Aadorp gearresteerd en opgesloten in het politiebureau van Enter. Het is voor de postcommandant van de Enterse politie de heer Brinks een pijnlijke zaak. Een dochter van Alfred Frank is n.1. vriendin met zijn dochter.
Via de politieagenten Westerik en Haagsma hoort de ondergrondse dat Frank naar Almelo en vandaar naar Westerbork overgebracht zal worden. Dit transport zou al op zaterdag gebeuren. Met de “goede” politieagenten werd afgesproken dat er een “nepoverval” door de ondergrondse in scène gezet zou worden. Frank zou daarbij ontsnappen. Toen kwam het bericht dat Frank pas op maandagmorgen naar Almelo overgebracht zou worden. De reden van dit uitstel zou zijn dat Albert Gemmeker, de commandant van Kamp Westerbork met vakantie was. Dit gerucht was onjuist De commandant van Westerbork had geen enkele bemoeienis met individuele transporten van Joden. Het uitstel zal een andere logistieke reden hebben gehad. In allerijl wordt er een bevrijdingsactie voor de zaterdagavond op touw gezet door de ondergrondse. Haagsma zal een raampje openlaten van het vertrek dat voor de cel ligt. Tegen twaalf uur komt de groep bij elkaar. H. Velten, H. Leussink, J. Brunnekreef en A. Schuitemaker vatten post rond het politiebureau. Mocht de postcommandant Brinks die in de woning ernaast woont wat horen en tevoorschijn komen, dan zal hem (tijdelijk) het zwijgen opgelegd worden. De kans hierop is overigens klein, want hij ligt ziek in bed. G. Rutjes en M. Morsink staan bij het nabijgelegen kerkhof en zullen Frank naar een tijdelijk onderduikadres bij Morsink (Plas-Mans) brengen. Ten Berge zal Frank uit de cel bevrijden. BI de cel aangekomen ontdekt hij tot zijn schrik dat het raampje niet openstaat. Wat te doen?
Besloten wordt bij smid Ten Brinke (Wilden-Hendrieks) een handboor te halen. Hiermee wordt een gat geboord in het kozijn en zo kunnen ze met een draad de sluiting van het raampje openmaken. Hierna kan een groter raam opengemaakt worden en is Ten Berge binnen. Met een grote schroevendraaier worden de scharnieren van de celdeur verwijderd en eindelijk kan Frank zijn cel uit. Frank staat doodsangsten uit, bang als hij is dat de bevrijders gestoord zullen worden.
Na zijn bevrijding uit het politiebureau in de nacht van zaterdag op zondag wordt Frank naar een onderduikadres bij M. Morsink (Plas-Mans) in het Enterveen gebracht. Frank heeft twee maanden ondergedoken gezeten in een hol in een roggeveld achter de boerderij van Morsink. Op bevel van de Duitsers moet de politie op zoek naar Frank. Dit zoeken werd door de Enterse agenten niet al te serieus genomen. De “goede” politieman komt thuis bij mevr. Frank loopt naar boven en kijkt in de slaapkamer onder het bed en roept “Frank biej doar”. Frank was er natuurkijk niet en daarmee was de zoekactie afgelopen. Tot augustus 1944 blijft Frank ondergedoken in het roggeveld maar als de rogge gemaaid moet worden moet er een andere schuilplaats komen. Eerst wordt op de zolder bij Plas-Mans een schuilplaats ingericht tot Kerstmis 1944. Hierna gaat hij terug naar huis waar op de zolder een schuilplaats werd gemaakt.
In het voorjaar van 1945 deed zich nog een hachelijke situatie voor in het huis van Frank. In Neede waren twee Duitse soldaten gelegerd die buurjongens waren geweest van Frank in Goldenstedt. Die jongens wisten het adres van Frank in Enter en brachten wel eens berichten en pakjes van zijn schoonmoeder uit Goldenstedt. Zo ook die keer. Frank was bij die gelegenheid uit zijn schuilplaats gekomen. De buren van Frank waarschuwden de verzetsman Ten Berge, die in de buurt ondergedoken zat, dat er Duitsers bij Frank waren. Samen met zijn verzetsmaat Rutjes gingen ze er op af. Ze zagen inderdaad dat er twee Duitse soldaten naast Fraqk en zljn vrouw zaten. Ze gingen het huis binnen zetten zich naast de soldaten en trokken gelijk hun revolvers. Frank haastte zich de situatie uit te leggen. Na de munitie uit de wapens te hebben gehaald werden de soldaten weggestuurd met het advies niet terug te komen. Na de oorlog hebben Ten Berge en Rutjes Frank nog een keer bezocht in Goldenstedt. Bij die gelegenheid werden de buurjongens, die de oorlog overleefd hadden, opgehaald. Ze vertelden dat ze toentertijd doodsbang waren geweest.
In het najaar van 1945 is Alfred Frank al teruggegaan naar Goldenstedt. Hij was geen boer en was blij dat hlj zljn oude beroep van veehandelaar weer kon oppakken. Zljn vrouw is in maart 1946 teruggegaan. De dochters Els en Frietje bleven hier. Els had werk gevonden in Enschede waar ze intern was. Frietje ging in de kost bij slager Koenderink (Konekes) in Enter. Ze maakte de Mulo in Rijssen af en vond later ook werk in Enschede.
De boerderij werd verhuurd aan de familie Rutjes.