In het voorjaar van 1943 zijn de ontberingen van de winter in de schuilplaats achter de rug. De veiligheidsrisico’s zijn intussen enorm. Veel gezinnen zijn betrokken bij de verzorging van de elf Joden. Alles zal nog steeds goed gaan als de informatie maar niet in verkeerde handen valt. In Enter woont een beruchte NSB familie aan de Zuiderstraat naast de smederij van Lammertink (paander-Smid) in een bouwvallige woning. De ondergrondse is zeer beducht voor “De Wanlappe” zoals hij genoemd werd. De man heeft al eerder gedreigd het onderduikadres van Clara Samuel bij de Zusters te verraden Als hij zich buiten Enter begeeft neemt hij altijd zijn dochter mee.
In de nacht van 9 op 10 mei 1943 van zondag op maandag wordt omstreeks 2 uur ’s nachts het gezin Nijmeijer (De Koote) wreed gestoord in hun nachtrust. Harde klappen klinken op de deur en “Tur aufmachen” wordt er geschreeuwd. Als er niet snel genoeg gereageerd wordt beuken ze met geweerkolven op de deur. Als de Duitsers (Grune Polizei) binnen zijn gaar, ze zeer agressief te werk. Het hele gezin wordt bij elkaar gedreven en aan vader Nijmeijer wordt gevraagd “wo sind die Juden?” Nijmeijer haalt de schouders op en doet of hij het niet begrijpt. Hij wordt meegenomen naar de deel en de Duitsers dreigen hem dood te schieten maar Nijmeijer zegt van geen Joden te weten. Het hele huis wordt doorzocht waarbij gelukkig een aantal belastende zaken (illegale krantjes) over het hoofd worden gezien. Geen Joden en de Duitsers druipen af. Enkele uren later blijkt de Grune Polizei de hele driehoek Bornerbroekseweg, Huttemansweg en Entelerweg te hebben afgegrendeld. Ze trekken in het donker het veld in en tegen half zes ’s morgens stuiten de Duitsers op het onderkomen van de Joden. Buurman Schreurs ziet hoe de NSB’r “de Wanlappe” vanaf de Huttemansweg de overval gadeslaat. De familie Bolscher en Nijmeijer krijgen gelijk weer bezoek van de Duitsers. Koot’n-Jan is al naar zijn schoonfamilie in Deldenerbroek gevlucht. Tegen de Duitsers wordt gezegd dat hij naar de markt in Rijssen is. Bij Bolscher wordt Gerrat aangezegd dat hij dadelijk doodgeschoten zal worden. Gelukkig blijkt dat intimidatie maar hij wordt wel meegenomen. De Joden worden afgevoerd naar Enter. Vandaar worden ze in een open vrachtauto naar de gevangenis in Almelo overgebracht. Hier zijn ze zwaar onder druk gezet om te vertellen wie hun verzorgers waren. Reeds in de loop van maandag verschijnen de overalwagens in het Enterbroek en her en der worden mannen opgepakt en overgebracht naar Enter. Bij Nijmeijer waar de man des huizes nog steeds ondergedoken zit wordt gedreigd zijn vrouw mee te nemen. Hierna fietst een zoon naar Deldenerbroek om zijn vader op de hoogte te stellen. Nijmeijer heeft geen keuze en gaat naar huis waar de Duitsers hem opwachten. Lopend gaat het richting Enter. Gezamenlijk worden de mannen naar Almelo naar de gevangenis overgebracht. Dinsdag 11 mei verschijnen de Duitsers opnieuw en weer worden mannen opgepakt en veel spek, vlees en worst wordt in beslag genomen. Bij Bolscher waar ze eerst niets kunnen vinden wordt een knecht vreselijk mishandeld als hij weigert het verborgen vlees etc. aan te wijzen.
De Duitsers hebben die dinsdag Marcus Samuël, Hartog Spanjar, Sally Spanjar en een Almelose NSB’r bij zich. De Joden zitten geboeid in de overvalwagen en moeten onder dwang de mensen die hun verzorgden aanwijzen. Ooggetuigen uit die tijd zijn nooit meer de angst vergeten die de joden uitstraalden. Bij Nijmeijer ’n Beumert wordt ook de dochter Hanneke aangewezen als iemand die de Joden wel eens wat gebracht heeft. Ook zij moet mee. Als ze echter te verstaan geeft dat dan haar moeder en grootmoeder onverzorgd achterblijven laten de Duitsers haar thuisblijven.
Uiteindelijk worden de volgende mensen in Enterbroek opgepakt:
G. Bolscher (Boolschers-Gerrat)
J. Nijmeijer (Koot’n-Jan)
J. Voortman (Wee1n-Jehan)
G. Voortrnan (Weeln-Get)
W. Brunnekreef (Slaamps-Wilm)
H. Klein Nagelvoort (Slaamps-Hendrik)
G. Lammerlink (Klumpers-Graats)
J. Nijmeijer (Beumers-Jehan)
H. Nijmeijer (Beumers-Hendrik)
H. Wolves (Perik-Herman)
B. Lammertink (Klumpers-Bernhard)
D. Schuttenbelt (Schut’n-Dieks)
G. Tiehuis (Geyen-Graats)
J. Schuttenbelt (Schut’n-Jan)
J. Schuttenbelt (Schut’n-Jehan)
H. Schuttenbelt (Schut’n-Hendrik)
J. Jansen (Reins-Jan)
F. Jansen (Reins-Frederik)
G. Jansen (Reins-Get)
Er waren meer mensen betrokken bij het verzorgen van de Joden maar in hun angst hebben ze niet alle mensen genoemd. Genoemd of niet genoemd het was dapper in die tijd om mee te helpen.
Vader Schuttenbelt en twee zoons J. en H. Schuttenbelt worden na 1 dag weer vrijgelaten. J. Jansen, G. Jansen en F. Jansen worden na vier dagen vrijgelaten. De anderen zullen 17 dagen in gevangenschap blijven. G. Bolscher moet de eerste dag voortdurend met de handen omhoog tegen de muur staan waarbij hij onder schot wordt gehouden door een Duitser. De volgende dag worden de boeren samen met de Joden naar Hengelo overgebracht. Uit gesprekken met de Duitsers begrijpen ze dat ze grote kans lopen naar Polen op transport gesteld te worden.
De volgende dag worden ze inderdaad in een vrachtwagen gezet die richting Enschede vertrekt. Om onduidelijke reden keert de auto halverwege en gaat naar Hengelo terug. In Hengelo worden de mannen en de vrouwen onder de Joden gescheiden wat met dramatische taferelen gepaard gaat. De mannen worden samen met de Enterse boeren weer naar Almelo gebracht. Op donderdag 13 mei worden de Joden naar Westerbork gebracht. In Enter zijn intussen mensen in actie gekomen om de mannen vrij te krijgen. Frits Morsink (Bakker-Frits) o.a. zet zich er erg voor in. De Overijsselse voedselcommissaris wordt benaderd en benadrukt wordt dat de mannen allemaal agrariër zijn en niet op hun bedrijf gemist kunnen worden. Uiteindelijk hebben deze pogingen succes. Als het bericht uit Almelo komt dat ze vrijkomen worden ze met het vrachtwagentje van Morsink opgehaald. Een angstig avontuur is goed afgelopen. Dat de Joden toen al dagen geleden in Sobibor vermoord zijn wist niemand in Enter.