De eerste verharde wegen in Twente rond 1830 lieten Enter links en rechts liggen. De ene route liep van Zwolle over Raalte en Wierden naar Almelo en verder. De andere route liep van Deventer over Holten Goor naar Enschede. Enter moest nog even wachten op de eerste verharde weg. Bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1854 werd besloten om een “kunstweg van kortgeslagen keyen” , volgens de bewerking van Mac Adam aan te leggen van Ommen over Hellendoorn, Nijverdal, Rijssen en Enter tot aan de keistraat in Goor. Het gedeelte van Rijssen naar en door Enter zal “klinkertweg” worden.
De bewerking volgens MacAdam was het aanbrengen van drie verschillende lagen steenslag over elkaar. In de zomer van 1854 is men bezig met de aarden baan tussen Rijssen en Enter en tussen Goor en Enter met het verbrijzelen der keyen. Zo’n wegstrook werd dan minstens een maand afgesloten voor voer- en rijtuigen en voor het vervoer van vee. Het verkeer moest zijn eigen weg dan maar vinden. Het was allemaal handwerk en leverde werk aan veel mensen. In 1859 was de hele weg klaar.
Tien jaar later kwam de grintweg van Wierden naar Enter gereed ook volgens de bewerking van Mac Adam. In de kom van Enter was deze weg ook verhard met klinkers , aansluitend op de kunstweg van Ommen naar Goor.
Toen het gemotoriseerde verkeer op gang kwam begin 1900 bleek dat deze wegen daarvoor erg kwetsbaar waren en veel onderhoud vergden. Met de komst van de auto’s kwamen ook de eerste verkeersborden in Enter . Het waren er drie met het opschrift “maximum snelheid voor auto’s 12 km per uur”. Ze stonden aan het begin van de bebouwde kom vanaf Wierden, Rijssen en Goor.
De wegen naar Ypelo, Bornerbroek en Delden waren nog steeds slechte zandwegen. In 1917 wil de Provincie een klinkerweg aanleggen van Enter over Bornerbroek naar Borne. Met de gemeente Wierden wordt overleg gepleegd over het te volgen tracѐ. Al snel blijkt dat in Enter ernstige meningsverschillen hierover bestaan. De ene groep rond Ter keurst wil de weg over de Keurstbrug door Ypelo richting Bornerbroek en de andere groep wil de weg aanleggen over de Langevoortsbrug in wat later de Bornerbroekseweg zal heten maar dan nog “Middenweg” genoemd wordt. Een argument van de groep Ter Keurst was dat voor de aanleg over de Langevoortsbrug “kolossale” hoeveelheden zand nodig waren om de weg in tijden van hoge waterstand begaanbaar te houden. Daar hadden ze een punt want toen de weg later toch over de Langevoortsbrug werd aangelegd moest hier en daar een zandbed van anderhalve meter komen. De weg kreeg in de volksmond dan ook de naam “ ’n Hoog’n Diek” en de “Hoge Brugge”.
Maar voor het zover was sleepte de dicussie zich voort van 1917 tot 1932. De crisisjaren zorgden eindelijk voor de aanleg in het kader van de werkgelegenheid. De weg naar Bornerbroek kwam er evenals de weg door Ypelo naar Wierden. Allemaal klinkerwegen. Ook de klinkerweg naar Delden kwam er zij het dat deze weg eindigde bij de “dikke beuken” achter “Binnen-Gerrit” want Delden was van mening veranderd en legde het vervolg van deze weg niet aan.
In 1935 werd de grintweg naar Goor de eerste weg in Enter waar asphaltbeton werd toegepast. Op de grintweg werd eerst een laag fijne steenslag aangebracht dat met bezems zo vlak mogelijk verdeeld werd. Daarna werd er verhitte teer over gegoten en tot slot werd dit mengsel gewalst.
J.G. Altena
Eerder gepubliceerd in de Wiezer op 16/12/2014