Het oudste markenboek van Enter begint in mei 1660. In het markenboek werden de notulen opgeschreven van de vergaderingen (holtinks) van het markebestuur. In de marke Enter vergaderde het markebestuur in de plaatselijke herberg van Jan Jacobs. Dit was een boerderij met een gelagkamer, recht tegenover de later gebouwde Hervormde Kerk. Toen in 1709 de Hervormde Kerk werd gebouwd, werden de vergaderingen van het markebestuur in de kerk gehouden.
Schipper Derk de Wilde nam de herberg over van de familie Jacobs. In 1724, bij de grote brand van Enter waarbij 49 huizen en veel schuren in de vlammen opgingen, verbrandde ook de herberg van Derk de Wilde. Collectes brachten zo weinig op op dat slechts tien procent van de geleden schade vergoed kon worden. De gevolgen hebben een generatie lang geduurd.
In Enter woonde in die tijd een familie Hagemans, die door achterstand in het betalen van de belastingen in de problemen was geraakt. In 1739 werd door de provincie op een openbare veiling in Almelo de boerderij en de grond verkocht. Kopers waren Derk de Wilde uit Enter (een weert en schipper) en Kemna uit Rijssen. De Hagemans stonden op straat en moesten in hutten van stro gaan wonen. Derk de Wilde en Kemna werden bedreigd en bij De Wilde werd brand geprobeerd te stichten bij de herberg.
Boer Hageman bracht één van zijn dochters naar Zwolle, waar ze op de boot naar Amsterdam werd gezet om in Amsterdam in betrekking te gaan. Bij die gelegenheid trof hij in de gelagkamer van herbergier Hofhuys de Enterse schippers. Hij kondigde onheil aan voor Enter en zei ‘dat hij in Enter niet sterven soude’. Hij suggereerde dat justitie hem zou oppakken en veroordelen.
Er volgden meer brandstichtingen en huizen brandden af. Vooral de zoon Berendjen en de dochter Berentien dreigden iedereen. Op de kermis van 1741 waren in de herberg van Derk de Wilde ook Berentien en Dina Hagemans aanwezig. Ze wilden ‘aangehaald’ en van drank voorzien worden door Enterse jongens, maar die moesten hier niets van hebben. Ze spraken de ‘Timmerjansjonge’ aan en verlangden meer drank van hem. Die weigerde en Berentien en Diena deelden hem mee dat ze hem die nacht wel ‘een stockjensouden steken’ (brand zouden stichten).
De markerichter schakelde de Drost van Twente in en die stelde een onderzoek in naar de wandaden die hem gemeld werden. Na diverse verhoren vond de Drost voldoende reden om de Staten van Overijssel te adviseren de Hagemans in te sluiten in het in 1738 nieuw gebouwde provinciale ’tugthuys’ in Zwolle. De provincie nam dit advies over. Boer Hageman was inmiddels overleden, maar zijn vrouw Jenne en de zoon Berentjen en de dochters Berentien en Diena gingen het tugthuys in. Hier heerste een streng regime. Overtreding van de regels werd gestraft met slagen met de ‘bullepees’ of ‘krom in de boeyen geslagen’ en opgesloten in de ‘duistere hel’. Geen wonder dat Jenne en Berendjen al vrij spoedig overleden.
De vreugde dat het Hagemansgespuis uit Enter weg was werd behoorlijk getempert toen er een rekening van de tugthuysmeester in Enter op de mat plofte van meer dan f. 400. Vooral de chirurgijn had veel kosten om de gevangenen op te lappen als ze “getuchtigd”waren. Er werd geprobeerd de laatste twee kinderen vrij te krijgen om ze ergens in de kost de doen. Dat lukte met de vermaning aan de dames zich goed te gedragen. Zo kon een zwarte periode in de geschiedenis van Enter worden afgesloten.
Toen de Hervormde Kerk in 1709 in gebruik werd genomen, had de diaconie buiten de kerk een armenpost neergezet waarin men een bijdrage voor de armen kon deponeren. Verder kwamen er herbergbussen. In iedere herberg in Enter werd zo’n, afsluitbare, bus opgehangen. Een mooie gelegenheid om te kijken welke herbergen er in Enter waren aan het begin van de achttiende eeuw. Er was de herberg van de weduwe Koerdam aan de Regge, die van de weduwe Binnengerrit even verder stroomafwaarts aan de Regge, Arent Borgerink achter de Hervormde Kerk, Gerrit Evers in de Bokkenhoek en Derk de Wilde, ‘recht tegen de kercke’.
Tot wanneer de boerderij van De Wilde nog als herberg heeft gefunctioneerd weten we niet. Maar als omstreeks 1816 de gegevens van een in te voeren kadaster werden genoteerd, is Jannes de Wilde eigenaar met als beroep landbouwer. Wat betreft de bijnaam van de familie De Wilde , de ‘Jêênte’ denk ik dat die naam komt doordat de eigenaar van de boerderij vaak Jan heette. In Enter was het de gewoonte van bepaalde voornamen een wat grove verbastering te maken. Zo werd Hendrik ‘Hinne’, Gerhardus ‘Graats’, Hendrikus ‘Dieks’, Gerrit ‘Gaait’ en Jan ‘Jêênte’. Overigens wisselden als eigenaren van de boerderij de namen Jan en Hein zich af sinds het begin van de negentiende eeuw. Jan Heinszoon en Hein Janszoon, zo ging dat door.
Rond 1930 vertrok de familie naar de Bornerbroekseweg. De oude boerderij aan de Dorpsstraat werd nog verhuurd. Vanwege de woningnood hebben er nog verschillende gezinnen gewoond. De laatste familie was Zwiers. Daarna kwam het bordje ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ er op. In 1961 werd de boerderij verkocht aan Jan Kornegoor timmerfabrikant uit Enter. In 1963 kocht de gemeente Wierden het pand en in 1964 werd het gesloopt voor de latere toegangsweg naar het Reggedal.
Zo kwam er een einde aan de ruim driehonderdjarige geschiedenis van dit pand.
Johan Altena
Eerder gepubliceerd in de Wiezer 2018