In de oorlog moest je als pastoor of dominee voorzichtig opereren. Er zijn de nodige geestelijken door de Duitsers verbannen over de IJssel vanwege uitspraken vanaf de preekstoel. Kapelaan Klaasen vormde ook een schakel in het verzet. Hij nam niet deel aan daadwerkelijk verzetsacties maar bracht bijv. berichten over van de politieagent Haagsma naar verzetsman Ten Berge . Een politieagent die het verzet op de hoogte hield van bepaalde zaken kon geen rechtstreeks contact hebben met verzetsmensen. Tegenover het zustershuis woonde de jood Aron Samuel (Semke) Toen de joden moesten onderduiken vond zijn dochter een schuilplaats bij de zusters.
In 1943 werden de klokken uit de katholieke kerk door de Duitsers gehaald om voor de oorlogsindustrie omgegoten te worden. Heel wat overledenen werden daarna zonder klokgelui naar het kerkhof gebracht.
Een groot gemis voor de parochie was het ontbreken van een parochiehuis of verenigingsgebouw. Na het opheffen van de spoorlijn Neede-Hellendoorn kwam het stationsgebouw voor andere doeleinden vrij. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog huurde het ministerie van oorlog het gebouw voor de huisvesting van soldaten van de grensbataljons. Na de oorlog huurde de katholieke kerk het gebouw en werden hierin alle katholieke jeugdverenigingen ondergebracht.
In de vorige aflevering hebben we gezien dat de katholieken bij een begrafenis konden kiezen uit een 1e, 2e en 3e klas uitvaart. Dat was ook het geval bij een huwelijk. Maar de keuze hing natuurlijk af van de financiële situatie van de familie.
In 1855 telde de nieuwe parochie ruim 850 parochianen. Eén van de eerste dingen die het aartsbisdom Utrecht van de nieuwe parochies vroeg was een inventarisatie van bezittingen en schulden en van het archief. In 1872 kreeg de kerk het eerste orgel. Het was een harmonium en het kostte f. 1100. Zo’n harmonium had niet zoveel volume maar het volstond in de kleine waterstaatskerk. In 1894 kwam er een nieuwe vloer in de sacristie, wat nieuwe raamkozijnen en gordijnen voor de ramen van de kerk
Door het herstel van de bisschoppelijke hiarchie werden ook kloosterordes weer nieuw leven ingeblazen, nieuwe congregaties en priesterordes werden opgericht. De eerste katholieke Enterse die in het klooster ging die we hebben kunnen traceren was Geertruida ten Berge geboren in 1871. Zij trad als de eerw. moeder Marie Placide toe tot de congregatie der zusters van onze lieve vrouw te Amersfoort in 1895. De eerste priesterwijding van een parochiaan van de heilige Antonius abt in Enter was A. Oonk geboren 1872. Hij werd in 1905 tot priester gewijd. In de orde van de dominicanen ook wel de predikbroeders genoemd.
Omstreeks 1900 waren er 915 parochianen. Het ruimtegebrek in de kerk nam dramatische vormen aan. Een foto van het interieur van het oude waterstaatskerkje laat zien hoe er gewoekerd werd met de ruimte. Aan de aartsbisschop in Utrecht werd toestemming gevraagd om op zondagen en verplichte feestdagen drie h. missen te mogen geven om zodoende meer parochianen de gelegenheid te geven een mis bij te wonen. Er waren gezinnen van 8 personen die allen verplicht waren de h. mis bij te wonen maar slechts 1 “zitten” hadden.
H.J. Haarhuis die in Enter pastoor was van 1917 tot 1925 stelde een bouwfonds in om gelden te verwerven voor de uitbreiding van de kerk. Maar het was pastoor Heimerikx die op 26 juni 1925 in Enter kwam die letterlijk dag en nacht bezig was de benodigde gelden bijeen te brengen voor de bouw van een nieuwe kerk. In februari 1926 gaf pastoor Heimerikx aan architect Clemens Hardeman uit Oldenzaal de opdracht voor het ontwerpen van de pastorie, kerk, zusterhuis en bewaarschool/naaischool. De aartsbisschop gaf toestemming en de bouw werd gegund aan de firma Brok en Kerkhof uit Enter voor f. 112.000. Een kerk bouwen in die tijd zonder de hulpmiddelen van de huidige tijd was voor mensen met hoogtevrees geen goed idee. Op de foto zien we een extreem lange ladder en een man die zonder enige beveiliging aan de voet van de torenspits bezig is.
De kerk werd 42 meter hoog, was van Neo Gotische stijl en had 750 zitplaatsen.
Bloeiperiode
De consecratie van de nieuwe kerk vond plaats op 17 april 1928 door de aartsbischop van Utrecht mgr. H. v.d. Wetering. Pastoor Heimerikx had inmiddels met toestemming van de overste van de orde der Franciscanessen en van de aartsbisschop vijf zusters uit het klooster in Denekamp naar Enter gehaald. Ze namen hun intrek in het nieuw gebouwde zustershuis/klooster naast de kerk.
Ze werkten als wijkverpleegster bij het Groene Kruis, gaven les aan de meisjesschool en de bewaarschool en les in naaldvakken. Ook veel protestantse meisjes hebben de eerste beginselen van de naaldvakken bij de zusters geleerd.
Het was een tijd dat er een aanzienlijk aantal meisjes uit katholieke gezinnen toetraden tot een kloosterorde, in strengheid variërend van nooit weer buiten de kloostermuren komen tot het gewoon functioneren in de maatschappij.
De parochie van de h. Antonius abt heeft ook priesterzonen voortgebracht. De eerste was zoals gezegd A. Oonk in 1905. Het zou tot 1931 duren voor er een nieuwe priesterwijding kwam van een Enternaar. Het was J.G. Bolscher geboren in 1902 in het Enterbroek. Aanvankelijk zou hij onderwijzer worden maar deze opleiding beviel hem niet. Zijn idealen gingen verder. Hij wilde missionaris worden en studeerde aan het seminarie in Boxtel. Door een maagoperatie werd hij afgekeurd voor de tropen. Hij zette zijn studie voort in Culemborg en Rijsenburg. Op 15 juli 1931 werd hij tot priester gewijd en werd kapelaan in Mijdrecht en Denekamp daarna pastoor in Beuningen en Saasveld waar hij in 1966 overleed.
In 1936 kreeg de parochie Enter de eerste kapelaan H.B. Doodkorte
Op 6 juli 1937 werd J.a.d.Stegge als priester ingehaald in Enter. Hij ging naar Frankrijk. Als pastoor in Toulouse zou hij veel vluchtelingen helpen uit handen van de Duitsers te blijven. Anneke Koers heeft hier recent in De Wiezer uitgebreid over geschreven.
Op 12 maart 1943 werden door de Duitsers de klokken uit de toren van de katholieke kerk gehaald.
Op 17 juli 1948 werd pater Schuttenbeld in Enter ingehaald. Hij was op 11 juli in de kloosterkerk in Merkelbeek tot priester gewijd. Gerardus Johannes Schuttenbeld geboren In Enter op 19 februari 1921 . Hij ging naar de karmelietenschool in Zenderen van 1935 tot 1941. Hij maakte het noviciaat in Boxmeer in 1941/42. Hij nam de kloosternaam Guido aan. De studie filosofie en theologie deed hij in Merkelbeek van 1942/45 en 1945/48. Na de priesterwijding in 1948 ging hij theologie studeren in Rome aan de gregoriana. In 1952 deed hij doctoraal examen. Van 1952 tot 1967 was hij professor kerkgeschiedenis aan het groot seminarie te Merkelbeek. In verband met zijn ziekte vond hij vanaf 1971 een goed thuis in het karmelieten klooster In Boxmeer. Hier overleed hij in 1971 op 58 jarige leeftijd.
In de volgende aflevering wat over de ontwikkelingen van de parochie na de Tweede Wereldoorlog en de inhuldiging van de laatste priesterzonen uit de parochie
De ontwikkelingen van de parochie na de Tweede Wereldoorlog.
In de oorlog was kapelaan Klaasen ook een schakel in het verzet tegen de Duitsers. Hij bracht boodschappen van een “goede” politieman over naar verzetsmensen Toen de Joden in 1942 moesten onderduiken vond een dochter van Aron Samuel die tegenover het zustershuis woonde een schuilplaats bij de zusters.
Slechts drie weken na de intocht van pater Guido Schuttenbeld , werd op 4 augustus 1948 pater Floribertus, in de wereld Jan Veldhuis (Pielman) van de Achteresweg, ingehaald in Enter. Het is een “barrevoeter” zeiden ze in Enter. Zo werden vroeger paters van de orde der capucijners genoemd omdat ze blootsvoet liepen. Blootsvoets liepen ze toen niet meer maar ze droegen nog wel sandalen met leertjes gebonden om hun voeten. De capucijners werden genoemd naar de spitse cap die ze droegen de ”cappuccio”.
Het jaar 1948 was een heel bijzonder jaar in de parochie van de h. Antonius abt. Twee zonen uit de parochie tot priester gewijd en pastoor Heimerikx 40 jaar priester op 14 augustus. De enige schaduw over dit alles was dat er nog zoveel Enterse jongens in Indie waren en daar gevaar liepen. Als verrassing werden aan pastoor Heimerikx drie nieuwe klokken aangeboden ter vervanging van de klokken die in 1943 door de Duitsers geroofd waren.
Een groot gemis voor de parochie was het ontbreken van een parochiehuis of verenigingsgebouw zoals de hervormde gemeente het zgn. “lokaal” had. In 1935 werd de spoorlijn Hellendoorn-Neede opgeheven en was het stationsgebouw tijdelijk in gebruik gekomen bij het Nederlandse leger. Na de oorlog huurde de katholieke kerk het stationsgebouw en al haar jeugdverenigingen werden hier ondergebracht. Toen in 1947 het complex door de gemeente werd verkocht aan kledingindustrie Smits uit Almelo moest er uitgekeken worden naar een ander verenigingsgebouw.
Toen bakker Kerkhof, naast het zustershuis, verhuisde naar de overkant van de Dorpsstraat werd dit pand aangekocht door de katholieke kerk en na een verbouwing werd dit pand ingericht en als parochiehuis in gebruik genomen. Op 7 mei 1952 overleed pastoor Heimerikx in het St. Antonius ziekenhuis in Utrecht. Een zwarte dag voor de parochie Enter. Op 12 mei werd hij begraven op het r.k. kerkhof in Enter.
Op 30 mei 1952 kwam de nieuwe pastoor G.H. van Dijk in Enter.
Wat nog nooit was voorgekomen in Enter gebeurde in 1952. De tweede pater uit hetzelfde gezin was op 6 augustus 1952 in Udenhout tot priester gewijd en op 15 augustus in Enter ingehaald. Het was pater crescentianus in de orde der capucijners, in de wereld H. Veldhuis (Pielman). Omdat de voornaamste roeping van de capucijners de volksprediking was zijn de twee paters Veldhuis jarenlang van april tot oktober met een kapelwagen bij de Oost-Europa priesterhulp langs het IJzeren Gordijn getrokken om daar bij de schaarse katholieke gemeenschappen de h. mis op te dragen.
de laatste priesterwijding in de parochie Enter
Henk slag geboren op 25 december 1925 was de oudste van een gezin van 13 kinderen. Al van jongs af aan stond voor Henk vast dat hij priester zou worden. Maar voor de ouders van Henk was het niet mogelijk op dat moment de financiёn op te brengen voor een dergelijke studie. Dit gegeven en de Tweede Wereldoorlog zorgden ervoor dat hij pas in mei 1946 met de studie kon beginnen. Aan de Stegge van het parochiebestuur bracht Henk naar Kaatsheuvel naar het klein seminarie waar hij aan de studies zou beginnen samen met veel jongere medestudenten. In 1948 ging hij naar het opleidingsinternaat voor late priesterroepingen te Wijk aan Zee. In 1957 werd frater Slag gewijd tot diaken. Hij was lid van de congregatie van de h. familie. Een congregatie met wel 1000 paters en 400 broeders die huizen had in veel landen en een uitgebreid arbeidsterrein in de missie.
Ondanks dat Henk tijdens zijn studie langdurig ziek was en een zware rugoperatie onderging slaagde hij er toch in gelijk af te studeren met zijn medestudenten. Een krachttoer.
Op 27 juli 1958 ontving Henk in de kapel van St Anna in Oudenbosch uit handen van mgr Jos. Baeten, bisschop van Breda, de h. priesterwijding.
Op zaterdag 2 augustus werd pater Slag, als eerste priestermissionaris feestelijk ingehaald in Enter. Op zondag 3 augustus droeg hij zijn eerste h. mis op in de kerk van de parochie van de h. Antonius abt in Enter.
In december 1959 vertrok Henk naar de missie in Braziliё. Hij leefde bijna 40 jaar, tot aan zijn dood op 26 februari 1979 voor en tussen de armen van zijn parochie die meer dan 3000 km2 besloeg. Buiten zijn standplaats Saboeiro waren er geen harde wegen.
Bij zijn vakanties in Enter stond bijna alles in het teken van het verwerven van financiёle en materiёle zaken voor zijn parochie in Braziliё. Wat Henk nodig had kwam er, ook een terreinwagen die een uitkomst was. Naar zijn wens is hij begraven tussen zijn parochianen in Saboeiro.
Na 1958 dus geen priesterwijding meer van iemand uit de parochie Enter. Ook geen intreding meer in een klooster. Het was een landelijk verschijnsel. De priesterbezetting van de parochies werd steeds moeilijker. Kapelaan Riesthuis was de laatste kapelaan in Enter tot 20 mei 1977 .
Een periode van 40 jaar waarin de kapelaan in iedere r.k. vereniging, club etc. in Enter zijn positie had als geestelijk adviseur was voorbij. De weelde van een kapelaan naast een pastoor in een parochie verdween. Daarna werd het gebrek aan priesters steeds nijpender.De clustering van de parochies was onvermijdelijk en die gaat steeds verder.
Het geestelijk leven binnen de parochie Enter was natuurlijk meer dan de priesterwijdingen en kloosterwijdingen waaraan ik in de laatste afleveringen aandacht heb besteed. Maar het gaf wel een lange periode een gevoel van saamhorigheid op die hoogtijdagen.
Johan Altena
Eerder gepubliceerd in 6 afleveringen in de Wiezer