Nu het industrieterrein de “Elsmoat” zijn voltooiing nadert is daarmee ook het voormalige Enterveen grotendeels verdwenen. De komende generatie kan dus niet meer zien waar Enter eeuwenlang zijn brandstof vandaan haalde.
Het Enterveen was een ca. 100 ha vroeger hoogveengebied waarvan de 1 á1 ½ meter dikke veenlaag eeuwenlang is af- en uitgegraven en gedroogd tot turf als brandstof diende. Al in de tijd dat de Bisschop van Utrecht hier nog de Landheer was (voor 1528) werd hier turf gegraven. Het veen werd in “slagen” verdeeld onder de gewaarde markegenoten. De Bisschop kreeg een “voorslag”.
Bij de Markedeling in 1857 werd het vroegere veengebied verdeeld onder diverse Enterse Markegenoten. Dwars door dit gebied was bij de verdeling een dijkje (de latere Enterveenweg) aangelegd richting Elsen waarover bij droge jaargetijden de nieuwe eigenaren hun grond konden bereiken. Grond, liever gezegd moeras en water dat niets opleverde. Hooguit wat riet in de winter. Een ontoegankelijk gebied.
Het aangrenzende Elsenerveen, in de gemeente Markelo, was veel groter, ruim 800 ha.
De smalle ca. 200 meter brede noordkant van het Enterveen grensde aan de weg Enter-Rijssen. Naar het zuiden waaierde het uit tussen de Enteres en de zandrug van Elsen. Vanaf de zuideres keek je uit over een grote boomloze vlakte tot aan de Herikerberg met de grote vierkante uitkijktoren (voor brandgevaar) en iets naar het westen stak nog net boven de aangelegde dennenbossen het topje van de Friesenberg uit.
Roelof Prakken, geboren in 1898, was de zoon van Jannes Prakken toenmalig hoofd van de O.L. School in Enter. Vanaf zijn vroegste jeugd was hij veel in de natuur te vinden. En de meest ongerepte natuur was te vinden in het vroegere Enter/Elsenerveen. Dit gebied had een grote aantrekkingskracht op liefhebbers van planten en weidevogels. Roelof zou later hoogleraar in de erfelijkheidsleer van planten worden aan de Landbouwhogeschool in Wageningen.
In het voorjaar was o.a. de kievit in grote getale aanwezig in het Enterveen. Het kievitseieren zoeken was ook in Roelof Prakkens jeugd al populair. Het was je geraden niet verder het veen in te gaan dan tot zolang je kon zien hoe je om moerasstukken en waterpoelen heen gelopen was vanaf het beginpunt. Alles leek op elkaar en de diepere ondergelopen veenputten waren dodelijke vallen. Op veel plekken stond wel 20 cm water.
Ook de Roerdomp, een moerasvogel (hier iepron genoemd), die in de rietvelden een schuilplaats vond, gaf door zijn naargeestig dofdreunend gebrul een zekere geheimzinnigheid aan het moeras.
Door een geweldige hittegolf in de zomer van 1911 droogde het hele moeras uit op enkele sloten en plassen na. Hierin zochten duizenden palingen een toevlucht in de modder.
Na 1911 werd door een maatschappij uit Rotterdam ca. 100 ha. van het Enterveen van verschillende eigenaren opgekocht omdat de grond voor hen nagenoeg niets opleverde. Door verbreding en uitdieping van de Elsgraven werd de afwatering naar de Regge beter en zakte de waterstand in het veen aanzienlijk. Hierna werd het noordelijk deel geёgaliseerd en van sloten van 2 tot 6 meter breed voorzien. De met veen vermengde ondergrond leverde prima bouw- en weiland.
Dit bleef zo tot door de aanleg van de S-15 en de E-8 en nu het industrieterrein het voormalig Enterveen, behoudens een klein zuidelijk deel, verdween.
Johan Altena
Eerder geplaatst in de Wiezer 2020 nr 46