Het huis van “Deks-Ab” , Albert Koenderink, stond vroeger op de plek waar nu de Horstinksteeg uitkomt op de Dorpsstraat. ( zie foto). Het huis werd afgebroken in 1971 en de familie bouwde een nieuw huis ernaast nu Dorpsstraat 31. De geschiedenis van dit erve willen we hier volgen:
Het Twente van het jaar 1601 zuchtte onder de omstandigheden van de Tachtigjarige Oorlog. Veel van de boerderijen op het platteland werden niet bewoond en de landerijen lagen gedeeltelijk “woest”.
Oldenzaal was in 1597 weer door de Staatse troepen van Oranje veroverd, zodat op dat moment de Spanjaarden in Twente geen machtsbasis meer hadden. De Staten van Overijssel moesten ook bijdragen in de kosten van de oorlog en het in de vaart houden van oorlogsschepen. Regelmatig werden die kosten omgeslagen over de ingezetenen van Overijssel zoals ook in het jaar 1601.
Per richterambt werden lijsten opgesteld van de boerderijen met hun grondbezit. Van ieder “mudde” land (0.53 HA) moest 15 stuivers betaald worden. Ook van Enter is deze lijst bewaard gebleven en hierin komen we voor de eerste keer het erve De Decker tegen met 3 mudde land. Van het jaar 1602 is ook zo’n lijst waar het erve De Decker met dezelfde gegevens voorkomt. Als buren van De Decker worden genoemd Äele ter Hofstedde, Derrick Sweers en Jan ten Oldenhave.
Op 10 oktober 1641 trouwt Johan Deckers met Gerien Wilmssen uit Herike.
Op de vergadering van het markebestuur van Enter van 25 juni 1667, gehouden in het logement van Jan Jacobsen (ongeveer waar nu het de Oudheidkamer Buisjan gevestigd is) wordt Derck Deckers al s “gesworene” aangesteld. Gezworenen waren de dagelijkse vertegenwoordigers van het markebestuur. De markerichter woonde meestal verder weg en kwam niet voor elk wissewasje opdraven. De gezworenen hadden strenge instructies die op markevergaderingen opgesteld werden. De markerichter in Enter was op dat moment Ernst van Ittersum van de Oosterhof in Rijssen. Gezworene was toch meer een erebaantje want de beloning voor de tijd dat ze echt hun werk moesten doen was minimaal. Ergens staat dat ze het voor 3 stuiver daags moeten doen.
In 1674 tijdens de Tweede Munsterse Oorlog als Bernard van Galen, Bisschop van Münster heel Twente heeft bezet wordt ook Enter niet gespaard. De Munstersen hebben heel Enter geplunderd en daarnaast moet men bijdragen in de kosten van het Munsterse leger. Derck Deckers als gezworene wordt ook aangesproken en wordt gedwongen uit eigen zak f. 45,- te betalen voor fourage voor het leger. Vijf jaar later in de markevergadering van 18 juli 1679 lezen we dat Derck Deckers verklaard de summa van f. 45,- plus rente van de Enter Marke terugontvangen te hebben.
Tijdens de Munsterse oorlogen moesten de Enterse boeren verscheidene keren met paard en wagen materiaal vervoeren voor de Munstersen. Ook Derck Dekkers moet 5 dagen met een paard mee naar Enschede en later moet hij
nog eens een paard leveren voor het vervoer bij de terugtocht van de Munstersen. Ook de schippers worden gedwongen goederen te vervoeren richting Munster, maar verder dan de Oosterdorper watermolen bij Haaksbergen konden ze niet komen.
Op 7 november 1682 wordt de zoon van Derck Decker, Hendrick als gezworene aangesteld. Op 7 juni 1688 wordt deze aanstelling gecontinueerd. Geen goedbetaald baantje dus maar men moest wel van onbesproken gedrag zijn om er voor in aanmerking te komen. De Deckers waren dus wel gerespecteerde leden van de Enterse samenleving.
In 1687 besluit het markebestuur dat nog maar weer eens alle waarrechten in de Enter Marke op papier gesteld moeten worden. Per slot van rekening waren er twee oorlogen geweest papieren zoek geraakt en de kans was groot dat er oude rechten verloren zouden raken.
Om het begrip “waarrecht” goed te kunnen inschatten moeten we eerst weten wat het begrip Marke inhoudt. Zonder op details in te gaan was een Marke een afgebakend grondgebied (over de juiste grenzen werd eeuwen gebakkeleid) waarbinnen de grond gedeeltelijk in particulier bezit was n.l. de bouwlanden en de hooilanden en de rest in gemeenschappelijk bezit nl. de zgn. “woeste “gronden zoals heidevelden, broekweilanden, bossen en moerassen. Ook de wegen, bruggen en waterwegen moesten gezamenlijk onderhouden worden op kosten van De Marke. In Enter waren er 27 waren, later werd er nog een halve aan toegevoegd die door de bewoner van het herenhuis Kattelaar gekocht werd. Ook de belastingen die de Provinciale overheid oplegde moest door het markebestuur geïnd worden. Hiertoe werden “zetters”aangesteld die lijsten moesten maken van woningen en het bedrag dat opgebracht moest worden.
Uit de inventarisatie van de waarrechten blijkt o.a. dat het Eckerdinckerve begunstigt is met een volle waar waarvan “de halfscheid” op het erve Deckers verlegd is. De eigenaar van dit waarrecht is burgemeester Borgerink uit Deventer die in 1685 het huis Catteler heeft aangekocht. Op het erve Deckers woonde dus pachter Derck Deckers terwijl de eigenaar Borgerink van het Kattelaar is.
De vuurstedenregisters van 1675 en 1682 en 1706 vermelden het erve Deckers met één vuurstede. Werd er aanvankelijk 20 stuivers per vuurstede geheven, later liep dat op tot meer dan vier gulden. De eigenaar en de pachter moesten beide de helft betalen. Tot 1748 komen we het erve Deckers tegen op verschillende belastingregisters zoals het register van het zoutgeld, de verponding en de contributie, het vuurstedengeld en het hoofdgeld.
Over het grond bezit weten naast het gegeven uit 1601 niets. In de markeboeken wordt af en toe gesproken van “Deckerskamp”. Verschillende keren moet het markebestuur regelend optreden en zelfs dreigen met boetes als door boeren de weg bij Deckerskamp vernield wordt. Het markebestuur gelast dat de wegbreedte minstens twee wagenbreedten moet zijn. Op 7 oktober 1732 neemt Berent Deckers een hypotheek op Deckers kamp.
In het jaar 1748 wordt een grote volkstelling gehouden. Alle erven, katersteden, woningen en hutten worden opgeschreven samen met de namen van de bewoners, hun kinderen, de knechten en de meiden en de kostgangers. Van het erve Deckers vinden we de volgende gegevens: Caterstede Dekkers, bewoner Berent Dekkers en vrouw Derkien Deckers, een knecht Jan Cuypers zijnde arm en een meid Marijken Mullers, als kostganger wordt Teunis Weterink vermeld zijnde “simpel”.
Op 22 november 1752 worden er twaalf stukken grond uit Deckerskamp verkocht. We naderen nu het tijdstip dat de familie Dekkers van het erve verdwenen is en de familie Ter Steege op het erve komt.
Jan Hermen ter Steege geboren 28 juli 1737 zoon van Hendricus ter Steege woonde toen op de “Steeghewoninghe” achter de voormalige Openbare Lagere School. Hij trouwde op 24 augustus 1760 met Jenneken Jansen Langenhof. Uit dit huwelijk werd o.a. zoon Albert geboren op 28 november 1769. Zeer waarschijnlijk is dit gezin als pachter op het erve Dekkers terechtgekomen. In ieder geval koop Jan Hermen ter Steege op 22 februari 1790 het erve Dekkers met het halve daarop rustende waarrecht voor f. 2200,- van Professor A.F. Ruckersvelde, theologisch doctor aan het Deventer Atheneum. Professor Ruckersvelde was een zwager van de laatste juffer Borgerink n.l. Swanida Borgerink die in 1796 op het Kattelaar overleed.
Jan Hermen ter Steege was inmiddels op 21 mei 1775 nadat zijn vrouw Jenneken Langenhof was overleden opnieuw getrouwt met Jenneken Gerritsen ten Berge uit Elsen.
Een gedeelte van het land dat bij het erve Dekkers hoorde was tiendbaar dat betekende dat de eigenaar van de tiendrechten een tiende deel van de oogst opeiste. Een verdere bijzonderheid was dat door het erve Dekkers een jaarlijkse “uitgang” verschuldigd was aan de Proostdy van St. Lebuinus in Deventer. Die “uitgang” bestond uit het leveren van een mud rogge en een mud garste. Dit recht was een overblijfsel uit de tijd dat het erve Eckerdinck waarvan het waarrecht gedeeltelijk verhuisd was naar het erve Dekkers, nog een hofhorige erve was in de Proostdij van St. Lebuinus.
Op 3 juni 1790 neemt Jan Hermen Ter Steege een hypotheek op van f. 600,– van G. Schimmelpenninck. Als onderpand dienen:
- a. Huis en grond gelegen tussen Gerrit Langenhof en Jan Meyer.
- b. De volgende percelen grond uit het erve Eckerdink aangekocht t.w.:
Een gaarden groot drie schepel land naast Harmen Ekkerink en Gerrit Evers met een halve waar daarbij. Weitakker groot 5 schepel gezaay.
Bergakker groot 1 mudde.
Steenakker groot 5 schepel.
Een half mud land voor Kluppelskamp.
Een dagwerk hooiland bij “t Exo Den Akker genaamd.
In 1773 overlijdt de broer van de vrouw van Jan Hermen ter Steege, Jan van den Berg of Meyer. Jan Hermen wordt voogd over de minderjarige kinderen en moet ook de administratie van hun erfenis bijhouden. Op 26 juni 1793 wordt er een akte opgemaakt, dat Jan Hermen ter Steege uit hoofde van het beheer van de boedel van de minderjarige kinderen f. 800,– schuldig is aan hen.
In 1795 wordt er in opdracht van de Franse bezetters (sinds voorjaar 1795 was ons land bezet door de Fransen) een volkstelling gehouden. Onder Enter komt hierin Jan Hermen ter Steege en vrouw Jenneken van den Barg en drie kinderen voor. Het beroep van Jan Hermen ter Steege is schipper. Het beroep van hem verklaart het relatief geringe grondbezit. De boerdery was een nevenberoep. Schipper was zijn hoofdberoep. Ook rundvee hadden ze maar weinig . Uit de rundveetelling van 1800 blijkt dat ze twee koeien hebben.
Ook de zonen Albert, Gerrit en Hendrik hebben het schippersberoep gekozen. Zoon Albert trouwde op 6 december 1795 met Aleida Alofsen die woonde op het erve Wolters in de buurtschap Archem onder Ommen. Albert gaat inwonen bij zijn ouders op het erve Dekkers.
Albert, die schipper was, kon zijn zomp als het ware in zijn achtertuin afmeren want De Lee, waarvan het eind doodliep tegen het bouwland achter het erve Dekkers, fungeerde als thuishaven van de Enterse zompen. Omstreeks 1780 was er nog al wat heisa geweest omtrent het gebruik van de zgn “Enter Haven” en de Horstink Dijk, die daar naartoe voerde. Derk Brandes die daar woonde beschouwde n.l. de Horstink Dijk en de Enter Haven als zijn privè land en water. Het markebestuur protesteerde daar fel tegen en ook de schippers waren het er totaal niet mee eens. Sinds mensenheugenis waren de Dijk en de Haven ten profijte van de gemeenschap geweest. Het werd een langdurige rechtzaak die een vervelende wending nam toen de schippers voor eigen rechter gingen spelen en bomen gingen vellen, die wel particulier eigendom waren van Derk Brandes. Uiteindelijk stelde Markebestuur een compromis voor. Men vergoedde een groot deel van de proceskosten van Derk Brandes, die daarvoor het gemeenschappelijk gebruik van de Horstink Dijk en Enter Haven accepteerde.
In 1811 nog in de Franse Tijd wordt er een lijst opgesteld van alle huisgezinnen in Enter (en overal elders). De lijst wordt opgesplitst in Gereformeerden en Rooms Katholieken. In dit jaar worden voor het eerst de huisnummers ingevoerd. Men begint met nummer 1 bij het huis van Evers Berent waar later de familie Baan (Frerik Jan) woonde. De boerderij van J. Mulder (in onze tijd Stal-Haarms) krijgt nummer 2. Albert ter Steege op Dekkers krijgt nummer 35 . Op nummer 37 woont G. Zweers en op nummer 34 Albert Nijland.
De dienst van het kadaster wordt in 1832 ingesteld. Tussen 1820 en 1832 worden alle landerijen opgemeten en de eigenaren van de grond en de woningen te boek gesteld. Het erve Dekkers staat hierin genoteerd op sectie E nummer 907 en 906 op naam van Albert ter Steege (zoon van Jan Hermen ter Steege), het grondbezit is 2.25 Ha. Verdeeld in tien stukken. Als vruchtgebruiker van het erve Dekkers staat Albert Koenderink genoteerd. Hij was op 4 april 1822 getrouwd met Hendrika ter Steege een dochter van Albert ter Steege op Dekkers. Albert Koenderink is door zijn huwelijk met Hendrika ter Steege de eerste Coenderink die inwoont op het erve Dekkers bij zijn schoonvader.
In 1811 had Albert Coenderink geluk gehad want in dat jaar werden alle schippers door de Fransen op een lijst geplaatst voor mogelijke dienst op èèn van Napoleons oorlogsschepen. Na een medische keuring werden ze al of niet geschikt verklaard voor de dienst bij de vloot. Albert was nog net te jong en ontsprong de dans. Direct na de Franse Tijd toen de dienstplicht ingesteld was werd hij opgeroepen voor dienst bij de Nationale Militie en kreeg bij loting nummer 299 toegekend. Dit hoge nummer behoedde hem voor oproep in werkelijke dienst.
Het eerste kind van Albert Koenderink en Hendrika ter Steege werd geboren in 1822 en deze werd ook Albert genoemd. In 1841 wordt deze Albert opgeroepen voor de loting voor de Nationale Militie en loot een nummer dat hem tot dienstneming verplicht. Hij zorgt echter voor een remplaçant (plaatsvervanger) die tegen een flinke vergoeding de dienstplicht voor hem vervult. Op 27 september 1856 trouwt hij met Johanna Ezendam uit Enterbroek. Hij gaat inwonen bij zijn ouders Albert Koenderink en Hendrika ter Steege. Ook zijn beroep i s schipper. Hun zoon Gerrit Jan wordt op 14 mei 1859 geboren.
Zijn vader Albert Coenderink overlijdt op 29 januari 1861 en zijn moeder Hendrike ter Steege overlijdt op 3 juli 1868.
Bij de markedeling van 1857 toen alle deelgerechtigden aandelen kregen in de de woeste gronden kreeg ook het erve Dekkers flinke stukken grond vanwege hun halve waargerechtigdheid. Na de markedeling bestaat het grondbezit van het erve Dekkers uit de volgende percelen: Sectie E. nummers 229, 465, 498, 522, 539, 544, 701, 906, 907, 2040, 2449, 2485, 2545, 2776, 2995, 2996 en 3842, totaal ruim negen Ha.
Albert Koenderink overlijdt op 17 maart 1869 op 47-jarige leeftijd. De enige zoon Gerrit Jan (naast twee dochters) wordt in 1878 ingeschreven voor de Nationale Militie lichting 1879. Bij loting valt hem nummer 13 ten deel. Normaal een nummer dat absoluut dienstneming betekent . Vanwege het feit dat hij de enige wettige zoon is wordt hij door de Militieraad van dienst vrijgesteld.
Zijn moeder Johanna Ezendam overlijdt op 1 oktober 1895. Gerrit Jan Koenderink trouwt op 23 januari 1896 met Geertruida Geerling. Als kinderen worden geboren Johanna 14 maart 1899, Janna 22 december 1900 en Albert op 19 maart 1905.
In het jaar 1900 krijgt Gerrit Jan het hele grondbezit van het erve Dekkers op zijn naam. Gerrit Jan is de eerste Koenderink op Dekkers die het beroep van landbouwer heeft.
Met de huisnummers gebeurt er nogal eens wat. In 1811, de eerste keer dat een huisnummer wordt toegekend i s aan Dekkers nummer 35 toegekend. Tussen 1825 en 1828 wordt dit weer gewijzigd. In 1861 is het nummer 812 geworden. In 1880 is het nummer 1031 en later wordt het Enter Kom (E.K.) nummer 40. In 1944 is het nummer 33.
Op 30 januari 1927 overlijdt Gerrit Jan Koenderink. Bij het Kadaster wordt ¼ deel van het erve op nam gesteld van Geertruida Geerling en ¼ deel op naam van de kinderen Johanna, Janna en Albert.
Johanna trouwt met Bernard van de Riet, Rondweg 36. Albert en Janna blijven op het erve Dekkers. Albert trouwt met Johanna Pluimers in 1937.
In 1944 wordt de boedel verdeeld groot ruim negen Ha. Johanna krijgt een deel uit het grondbezit en Janna en Albert krijgen het huis en de overige grond toebedeeld in gezamenlijk bezit. Ook in de Bullenaarshoek liggen nog twee stukken grasland uit een onverdeelde boedel van Koenderink. Hierin zijn ze nog gerechtigd voor ruim 1 Ha.
Op 19 maart 1971 wordt het oude “Dekkers erve” met de kadastrale percelen E. 906 en 907 groot 13 are en 10 centiare voor f. 53160,– verkocht aan de Gemeente Wierden. Het gezin Koenderink woont dan in het nieuwe huis op nummer 31.