In 1952 vormden de hoogleraren van de afdeling Stedebouwkunde van de Technische Hogeschool Delft een studiegroep van 7 studenten van verschillende richtingen om gezamenlijk een stedebouwkundig probleem te bestuderen. Het doel was te komen tot verantwoorde uitbreidingsplannen voor de plaatsen Goor, Markelo, Diepenheim, Rijssen en Enter.
De studiegroep kreeg de naam “De Apenberg” genoemd naar een heuvel die centraal gelegen was in het doelgebied.
Het uiteindelijke rapport bood tevens hulp voor het oplossen van de bijkomende problemen zoals sociale aspecten, het landschap, wegen en verkeer, bevolkingsprognoses, historie en forensenwezen.
Natuurlijk ging de meeste aandacht van mij naar het plan voor Enter waarvan overigens naar de gemeente Wierden toe geen enkele verplichting uitging.
De hoofdconclusie van het uitbreidingsplan voor Enter was geen woningbouw aan de Westkant van de oude Dorpsstraat dit om de Hamberg en de kostbare esgronden te sparen. De Julianastraat en de Disselsweg vormden de grens van de bebouwing. Het bouwrijp maken van de nattere gronden aan de Oostkant was wel duurder maar dat offer moest gebracht worden. In de bestaande situatie viel volgens de studiegroep van een enigszins planmatige opzet van de bebouwing in Enter niets te bespeuren. Alleen het straatbeeld naar de oude N.H. kerk in Noordelijke richting gezien had nog wel enig karakter.
Om de woningbehoefte te berekenen waren veel demografische gegevens nodig. Het was duidelijk dat van de toename van de beroepsbevolking maar een klein deel in Enter emplooi zou vinden. Maar door de geringe afstand tot Goor, Rijssen en Ambt Delden en in mindere mate Almelo viel te verwachten dat er veel werkforensen zouden komen die hun werk in de buurplaatsen zouden vinden maar in Enter zouden blijven wonen.
In 1947 waren er 193 Enternaren die in Goor werkten (Jannink, Stoomblekerij en Eternit), 74 in Almelo (textielfabriek Scholten), 53 in Ambt Delden (Chemische fabriek Servo), 43 in Rijssen (textiel) en 32 in Hengelo (Stork).
De toename van de (beroeps)bevolking noodzaakte tot de bouw van 320 nieuwe woningen tot 1970. Aan de noordkant van de Bornerbroekseweg 150 en aan de zuidkant 170. Er zou een verbindingsweg komen vanaf de Goorseweg tot aan de Ypeloweg. Dit zou de Middenweg worden (dit werd de Reggestraat).
Toen het eerste uitbreidingsplan in Enter gerealiseerd werd bleek dat de politiek zich totaal niets van het rapport van de stedebouwkundigen had aangetrokken. De esgronden tussen de Disselsweg en de Stationsstraat werden volledig bebouwd. Dit was het begin van de verdere aantasting van de Enter es nadat de aanleg van de spoorlijn in 1910 de eerste littekens had veroorzaakt.
Laat in Enter niet gebeuren wat Rijssen overkwam waar de complete prachtig gelegen hoge es verdween voor woningbouw.
Johan Altena
Eerder gepubliceerd in de Wiezer 2020 nr 13